Het kabinet heeft een uitgebreid steunpakket gepresenteerd voor ondernemers in de coronacrisis.
De overheid biedt onder meer steun door voor een groot deel garant te staan voor nieuwe bankleningen van bedrijven.
Met overbruggingskredieten kunnen bedrijven overleven en nu hun rekeningen betalen. In de toekomst kunnen hogere bedrijfsschulden echter een obstakel zijn voor herstel van de economie.
De voorwaarden voor de aflossing van bedrijfsleningen kunnen worden versoepeld, zodat de coronacrisis niet een nekslag is voor veel ondernemers.
ANALYSE – Een recessie is onvermijdelijk, concludeerde het Centraal Planbureau onlangs in een rapport over de coronacrisis. “Als het zo hard naar beneden gaat als nu schiet de economie al snel de min in”, aldus CPB-directeur Pieter Hasekamp.
De overheid probeert de klap voor het bedrijfsleven zo veel mogelijk te verzachten met een aantal steunmaatregelen. Zo wordt het loon tot 90 procent door de staat betaald op voorwaarde dat er geen ontslagen vallen. Ook krijgen ondernemers een uitkering om in elk geval een minimum van bestaan te hebben.
Lees meer: 10 dingen die de overheid doet voor ondernemers in de coronacrisis
Het kabinet is snel geweest met de inzet van steunmiddelen en dat valt te prijzen. Maar de maatregelen betreffen vooral aanvullingen van het inkomen tot een minimum bestaansniveau. Er blijft sprake van zware omzetdalingen. Vaste kosten kunnen niet worden gedekt en er wordt verlies geleden.
Een deel van de overheidssteun betreft garantieregelingen voor bedrijfsleningen. Dat moet ervoor zorgen dat er geld is om rekeningen te betalen. Het geld wordt verstrekt in de vorm van grotendeels door de staat gegarandeerde leningen (BMKB). Daarmee kunnen bedrijven overeind worden gehouden, maar deze leningen moeten wel worden terugbetaald – en dat lukt alleen als de productie weer op gang komt.
Leningen trekken een wissel op de toekomst
In essentie komen de financiële gevolgen van de quarantaineregels die het kabinet heeft opgelegd voor rekening van de getroffen ondernemingen. Dat vraagt een enorme solidariteit van bedrijven met de overheid en de missie om het coronavirus te bestrijden.
De vraag is hoe je ervoor zorgt dat die solidariteit niet een nekslag wordt.
De steunmaatregelen voorzien in liquiditeit – geld om de rekeningen te betalen – maar bedrijven worden pas echt geraakt in het eigen vermogen. Bij een verminderde productie verandert winst in financieel verlies en dat zorgt voor een afname van het eigen vermogen – en een onderneming functioneert alleen op eigen vermogen en op omzet.
Met liquiditeitssteun ligt een onderneming aan de spreekwoordelijke beademing. Dat is noodzakelijk om in eerste instantie te overleven, maar heeft ook een negatief effect op de onderneming: door de extra leningen verslechtert de verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen. Het eigen vermogen daalt door verlies en het vreemd vermogen stijgt doordat bedrijven meer schuld op zich nemen.
Als het kabinet de strikte regels langzaam loslaat en bedrijven weer kunnen investeren, dan moeten zij dat doen met een verslechterde vermogensverhouding – en juist die ratio is bepalend voor het wel of niet verkrijgen van reguliere financiering. Mogelijk lopen bedrijven daardoor investeringen mis; geld dat hard nodig is om uit de recessie te komen.
Een ander belangrijk criterium voor het verkrijgen van normale financiering is de kasstroom van een bedrijf. Maar juist die komt onder druk te staan om twee redenen: enerzijds het gemis aan omzet; er komt minder geld de onderneming binnen. Anderzijds moeten de leningen met staatsgarantie straks weer worden afgelost: er gaat meer geld uit de onderneming.
De steunmaatregelen van het kabinet helpen dus om de onderneming te behoeden voor een acuut faillissement, maar trekken met de huidige voorwaarden een grote wissel op de toekomst van diezelfde bedrijven. Kunnen die aflossingsvoorwaarden dan niet anders? Jawel, er zijn enkele mogelijkheden.
1. Zeggenschap over de aflossing
In de eerste plaats moet de aflossing van de door de staat gedekte leningen niet plaatsvinden volgens een door de financier opgelegd schema. Het schema moet een keuze van het bedrijf zelf zijn. De onderneming moet naar draagkracht af kunnen lossen, in deze volgorde: eerst productie, groei en investeren, dan pas aflossen.
De aflossing zou afhankelijk gemaakt kunnen worden van de bedrijfsresultaten. Daarmee creëer je vrijheid over de kasstroom en vrijheid om te ondernemen.
Het staat buiten kijf dat er afgelost moet worden. Dat mag ook worden gestimuleerd door de leningen met (een vriendelijke) rente te verstrekken. Met aflossen creëer je als onderneming namelijk ook weer ruimte voor het opvangen van een eventuele volgende crisis. Maar als er druk ontstaat om (te) snel af te lossen, kunnen bedrijven opnieuw in gevaar komen.
2. De vermogensverhoudingen beïnvloeden
Om op te krabbelen uit de crisis zijn investeringen van belang en dus een sterke eigen vermogenspositie. Hoe kun je nu die leningen met staatsgarantie beschouwen als eigen vermogen?
- Een mogelijkheid is te werken met een impliciete achterstellingsverklaring van de lening. De leninggever, in dit geval de overheid (via de banken), verklaart daarbij dat aflossing van andere (toekomstige) leningen voorgaat.
- Een andere mogelijkheid is om van de lening een obligatie te maken met daarin de mogelijkheid die te converteren naar aandelen. Die conversiemogelijkheid kun je dan zien als recht van de onderneming en eventueel als recht van de obligatiehouder.
- Je kunt nog een stap verder gaan door aandelen uit te geven die geen invloed geven op het ondernemingsbeleid. Hier kun je de verplichting aan verbinden de aandelen door de onderneming in te laten kopen bij een bepaalde winstgevendheid.
De drie bovenstaande suggesties hebben wellicht consequenties voor wet- en regelgeving. Maar het zijn bijzondere tijden en dat vraagt denken buiten de bestaande kaders. Aanpassen van wetgeving is dat ook: het scheppen van nieuw kader. Wellicht leidt deze crisis dan tot mooie nieuwe producten.
3. Ophouden met betaal-hamsteren
Een veelgehoorde aanbeveling om je liquiditeitspositie te verbeteren is het terugbrengen van de betaaltermijnen van debiteuren en het oprekken van de betaaltermijnen van crediteuren. Daar zit natuurlijk de crux, want jouw debiteuren en crediteuren willen het precies andersom.
Dat leidt tot een voorspelbaar machtsspel. De machtigste is het beste in het betaal-hamsteren en de kleinste trekt aan het kortste eind. Zie ook de recente kritiek op koopjesketen Action die leveranciers sinds kort na negentig dagen betaalt in plaats van zestig.
Wat kun je hiertegen doen? In de uitzending van talkshow Op1 van 26 maart kon minister Knops van Binnenlandse Zaken niet veel meer bedenken dan “een beetje lief zijn voor elkaar”. Daar is op zich niets op tegen. Maar als het op overleven aankomt, is daar geen ruimte voor. Dat laat het hamsteren van wc-papier wel zien.
Voorzitter Hans de Boer van VNO-NCW had het in hetzelfde programma over Nederland als ketenland. Ik stel me daar een productieketen bij voor: alle bedrijven die betrokken zijn bij een productieproces – van zand tot klant – om tafel zetten en met elkaar afspraken maken over betalingen om zo de behoefte aan cash te verminderen. Daarmee reduceer je alle tussenliggende vertraging in de betalingen en wordt de totale termijn van betalen in de gehele keten korter. Een manier van werken die in Japan bekend is onder de naam 'keiretsu', gebaseerd op vertrouwen, respect en duidelijke verhoudingen.
Je kunt daarvoor een betaal- en financieringscoöperatie maken en dit proces uitbesteden aan een bank of fintechbedrijf, of het proces zelf gezamenlijk doen.
De techniek bestaat al, nu nog de cultuur om het toe te passen. Op deze wijze breng je de behoefte aan geld terug en laat je het geld sneller rondgaan. Deze manier van werken leidt ook tot een lagere kostprijs, wat weer bij kan dragen meer winst en dus een sneller herstel.
Ronald van Tol schreef het boek Cijfers bijten niet over het lezen van een jaarrekening en het begrijpen van een onderneming. Hij is zelfstandig organisatie-adviseur onder de naam Levende Cijfers. Voorheen werkte hij bij Capgemini Management Consultants en was hij kredietanalist bij ABN Amro en Rabobank.